Het zuiden van Laos staat bekend omwille van de zogenaamde loops. Kleine roadtrips die je met een gehuurde motorfiets rijdt. Met onderweg indrukwekkende karstrotsen, azuurblauwe meertjes, verdoken waterallen en de Kong Lor grot. Die laatste is een zeven kilometer lange ondergrondse rivier die je via een bootje dwars door de berg naar de volgende vallei brengt. In deze streek is er in 2005 een knaagdier van 26 centimeter ontdekt dat tot dan toe ongekend was in de wetenschap. Niet in de natuur maar wel op de lokale markt waar het beestje verkocht werd als vlees. De Laotiaanse rotsrat.
Een tweede loop, verder naar het zuiden, neemt ons mee over het frisse (Goddank) Bolaven plateau. Wegens haar hoogte en neerslag is de regio uitermate geschikt voor het kweken van koffie. Het water vloeit vervolgens van de heuvels af via de hoogste waterval van het land richting de Mekong, de levensader van Laos en de leidraad van dit deel van onze reis.
Nog verder naar het zuiden naderen we de Cambodjaanse grens. Aanwijzingen van het oude rijk der Khmer beginnen op te duiken in de vorm van Hindoeïstische tempels. Vlak voor we de grens oversteken logeren we enkele dagen op één van de 4000 eilanden die de Mekong hier rijk is. Tot op deze plaats is de rivier navigeerbaar. Om de wilde watervallen te kunnen omzeilen en verder stroomopwaarts te kunnen reizen, is hier door de Franse kolonisten eind 19e eeuw een spoorweg gebouwd. Hier leeft ook de irrawaddydolfijn, één van de zeldzame populaties van deze dolfijnsoort die ooit stroomopwaarts de rivier is ingezwommen en sindsdien enkel nog in het zoet water verblijft.